<= =>

1 DECEMBER 1975. - Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.

Titel II: Regels voor het gebruik van de openbare weg

Artikel 36. Valhelm - beschermende kleding

De bestuurders en passagiers van drie- en vierwielers met motor, uitgezonderd landbouwvoertuigen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van ten hoogste 40 km per uur die niet zijn uitgerust met een stuur als op een motorfiets, en van bromfietsen, zonder passagiersruimte, moeten een valhelm dragen. De bestuurders en passagiers van speed pedelecs hebben de keuze tussen een bromfietshelm of een fietshelm.

De bestuurders en passagiers van motorfietsen moeten een valhelm dragen, behalve wanneer zij, conform de bepalingen van artikel 35.1.1, zesde lid, de veiligheidsgordel dragen of vervoerd worden in een kinderbeveiligingssysteem en op voorwaarde dat het voertuig een passagiersruimte heeft; wanneer de vrijstellingen van het verplicht gebruik van de veiligheidsgordel en het kinderbeveiligingssysteem, voorzien in artikel 35.2.1, 2°, 3° en 4°, van toepassing zijn, moet de valhelm worden gedragen; deze bepalingen zijn van toepassing op de driewielers met motor zonder passagiersruimte, waarvan de ledige massa gelijk is aan of hoger dan 400 kg.

De valhelm, gedragen door bestuurders en passagiers die in België wonen, moet, voor de maten van de helmen waarvoor de homologatie is vereist, een homologatieteken dragen waaruit de gelijkvormigheid met de door Ons vastgestelde normen blijkt. De fietshelm, gedragen door bestuurders en passagiers van speed pedelecs, moet bescherming bieden aan de slapen en het achterhoofd.

Bestuurders en passagiers van motorfietsen dragen handschoenen, een jas met lange mouwen en een lange broek of een overall, alsook laarzen of bottines die de enkels beschermen.


<= =>

Nieuwe vraag en antwoord.

Editeer vraag en antwoord.