<= =>

16 MAART 1968. - Wet betreffende de politie over het wegverkeer.

Titel III : Het rijbewijs

Hoofdstuk IV : Bijzondere regels

Artikel 26

De Koning bepaalt het model van het Belgisch rijbewijs en van het als zodanig geldend bewijs, de categorieën van voertuigen waarvoor ze afgegeven worden, alsook de voorschriften betreffende de afgifte, de geldigheid, de vernieuwing, de vervanging en de teruggave ervan.

Artikel 27

De Vlaamse Regering kan, wat haar bevoegdheden betreft, regels bepalen in verband met de te heffen retributies voor gehele of gedeeltelijke dekking van de bestuurs-, controle- en toezichtskosten, welke de toepassing van de artikelen van deze Titel en van de op grond daarvan uitgevaardigde reglementsbepalingen medebrengt.

In het bijzonder kan de Vlaamse Regering ten laste van de aanvrager een retributie bepalen voor:

1° het behandelen van een aanvraag tot erkenning van de rijscholen en hun personeel, evenals van de lokalen en de oefenterreinen van de rijscholen;

2° het afleggen van de examens en het uitoefenen van de stage voor het behalen van een getuigschrift van beroepsbekwaamheid door het personeel van de rijscholen;

3° het behandelen van een aanvraag tot het uitoefenen van het beroep van rijschooldirecteur, rijschoollesgever of kantoorverantwoordelijke.

Tevens kan de Vlaamse Regering periodieke retributies bepalen voor de uitoefening van het toezicht op de erkenning van de rijscholen en hun personeel.

De Vlaamse Regering kan de bedragen en de wijze waarop de retributies moeten worden voldaan evenals de procedure bij niet-naleving bepalen.

Artikel 27/1

De Vlaamse Regering kan een retributie bepalen voor:

1° het behandelen van een aanvraag tot erkenning of tot verlenging van de erkenning van de instellingen, vermeld in artikel 23, § 3, eerste lid, 1° en 2°, en van de lokalen, de terreinen en het personeel van die instellingen;

2° het behandelen van een aanvraag tot erkenning of tot verlenging van de erkenning van de personen, vermeld in artikel 23, § 3, eerste lid, 2°, en van de lokalen en de terreinen van die personen;

3° het behandelen van een aanvraag tot erkenning of tot verlenging van de erkenning van de opleidingsverstrekkers, vermeld in artikel 23, § 3, eerste lid, 3°;

4° het behandelen van een aanvraag tot erkenning of tot verlenging van de erkenning van de personen, vermeld in artikel 23, § 3, eerste lid, 4°;

5° het behandelen van een aanvraag tot het verkrijgen van een bewijs van vakbekwaamheid of tot verlenging ervan;

6° het afleggen van examens in de instellingen, vermeld in artikel 23, § 3, eerste lid, 1°;

7° het volgen van verplichte rijopleidingen en bijscholingen om een rijbewijs te behalen, in het kader van de voortgezette rijopleiding of om een bewijs van vakbekwaamheid te behalen of te verlengen;

7° /1 het volgen van verplichte opleidingen en bijscholingen door niet-professionele begeleiders van kandidaten voor een rijbewijs;

8° het afleggen van de examens, het uitoefenen van de stage en het volgen van verplichte opleidingen en bijscholingen door kandidaat-personeelsleden en personeelsleden van de instellingen, vermeld in artikel 23, § 3, eerste lid, 1° en 2°, of door de personen, vermeld in artikel 23, § 3, eerste lid, 2°;

9° het indienen van een verzoekschrift bij de beroepscommissie;

10° het onderzoek in een centrum voor rijgeschiktheid.

Tevens kan de Vlaamse Regering periodieke retributies bepalen voor de uitoefening van het toezicht op de erkenning van de instellingen en de personen, vermeld in artikel 23, § 3, eerste lid, 1° tot en met 4°.

De in het eerste lid, 1°, 2° en 8°, en het tweede lid, vermelde diensten omvatten niet de diensten waarvoor een retributie als vermeld in artikel 27, tweede en derde lid, kan worden bepaald.

De Vlaamse Regering kan de bedragen en de wijze waarop de retributies moeten worden voldaan evenals de procedure bij niet-naleving bepalen.


<= =>

Nieuwe vraag en antwoord.

Editeer vraag en antwoord.