11 MEI 2004. - Koninklijk besluit betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen.
TITEL I. DE RIJSCHOLEN
Hoofdstuk I. Definities
Artikel 1
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° "Minister": de Vlaamse minister, bevoegd voor het verkeersveiligheidsbeleid;
2° "categorieën AM, A1, A2, A, B, B+E, C1, C1+E, C, C+E, D1, D1+E, D, D+E en G": de categorieën die in artikel 2 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs gedefinieerd worden;
3° "bestuur": het departement, vermeld in artikel 28, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
4° "erkenning van rijschool": de algemene toestemming van de minister of zijn gemachtigde om een rijschool te exploiteren;
5° "exploitatievergunning van een vestigingseenheid": de toestemming van de minister of zijn gemachtigde aan een erkende rijschool om rijonderricht te geven in een vestigingseenheid;
6° "goedkeuring van oefenterrein": de toestemming van de minister of zijn gemachtigde om een terrein voor praktisch onderricht in een erkende rijschool te gebruiken;
7° "directie- of instructietoelating": de toestemming van de minister of zijn gemachtigde om een erkende rijschool te leiden of om rijonderricht te geven;
8° "substantiële wijzigingen": elke wijziging die een nazicht door het bestuur vereist, meer bepaald elke wijziging die een nazicht ter plaatse door de in artikel 39, § 1 bedoelde inspecteurs noodzakelijk maakt;
9° "rijschoolactiviteiten" : de activiteiten bedoeld in de artikelen 14 en 15 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs en artikelen 4 en 9 van het koninklijk besluit van 10 juli 2006 betreffende het rijbewijs voor voertuigen van categorie B;
10° "personeelslid" : elke persoon die voor de rijschool leiding- of onderwijsopdrachten vervult in dienstverband of als zelfstandige.