<= =>

11 MEI 2004. - Koninklijk besluit betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen.

TITEL I. DE RIJSCHOLEN

Hoofdstuk IV. Voorwaarden voor de erkenning van de rijschool, de exploitatievergunning van een vestigingseenheid en de goedkeuring van oefenterrein

Afdeling IV. Lesvoertuigen

Artikel 17

§ 1. De rijscholen moeten voor elke op de exploitatievergunning van een vestigingseenheid vermelde onderrichtcategorie over minstens één lesvoertuig van elke voertuigcategorie beschikken.

Alle hiervoor bestemde voertuigen moeten ter beschikking van de instructeurs worden gesteld bij de uitoefening van hun functie.

Alle voertuigen moeten voldoen aan de voorwaarden van het artikel 18 van dit besluit en van de artikelen 38 of 90 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.

De rijschool houdt een register bij met de gegevens van de lesvoertuigen. Zij houdt afschriften van de inschrijvingsbewijzen en van de geldige keuringsbewijzen van de gebruikte voertuigen bij.

§ 2. De rijscholen erkend voor de onderrichtscategorie A moeten beschikken over een voertuig van de categorie AM, motorfietsen A1, A2 en A die voldoen aan de voorwaarden van artikel 38, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.

Zij moeten bovendien over een door het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie goedgekeurde radioverbinding beschikken, die dient voor het rijonderricht op de openbare weg.

Artikel 18

§ 1. De voertuigen van de categorieën AM, A1, A2 en A moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:

1° minder dan zeven jaar oud zijn;

2° achteraan een bord hebben met de vermelding "rijschool", gevolgd door het erkenningsnummer van de rijschool. Dit bord mag vervangen worden door een door de kandidaat gedragen rugvest met dezelfde vermelding.

§ 2. De voertuigen van de categorie B moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:

1° het voertuig moet minder dan vijf jaar oud zijn;

2° de organen voor de bediening van de koppeling, van de bedrijfsreminrichting en van het gaspedaal alsook van de dimlichten, van de richtingaanwijzers en van het geluidstoestel moeten dubbel geïnstalleerd worden, zodanig dat leerling en instructeur ze ieder afzonderlijk kunnen bedienen, zonder dat de vereiste prestaties van die inrichtingen daardoor afnemen.

De instructeur moet bovendien de grootlichten kunnen doven en in plaats daarvan de dimlichten aansteken.

Deze dubbele bediening is niet verplicht voor de in serie ingebouwde inrichtingen die automatisch zijn of die door de instructeur gemakkelijk te bereiken zijn zonder gevaar dat de leerling wordt gehinderd;

3° een verklikkerinrichting dient op akoestische wijze aan te geven dat de instructeur het bedieningsorgaan van de bedrijfsreminrichting, van de koppeling of van het gaspedaal bedient of de bediening ervan verhindert. Wanneer deze verklikkerinrichting ingeschakeld wordt, wordt de goede werking ervan aangegeven door een verklikkerlichtje dat evenwel dooft wanneer het akoestische alarmsignaal in werking treedt;

4° het voertuig moet uitgerust zijn met een combinatie van achteruitkijkspiegels die zodanig binnen het voertuig zijn geplaatst dat de leerling en de instructeur, vanuit hun respectievelijke zitplaats het verkeer achter en links kunnen gadeslaan, en onder meer een ander voertuig kunnen waarnemen dat begonnen is links in te halen;

5° het voertuig moet aan de rechterzijde minstens twee deuren hebben;

6° de achterbank moet uitgerust zijn met hoofdsteunen en veiligheidsgordels.

§ 3. De voertuigen van categorie C1, C, D1 of D worden voorafgaandelijk goedgekeurd door de Minister of zijn gemachtigde en beantwoorden aan de volgende voorwaarden:

1° de organen voor de bediening van de koppeling, van de bedrijfsreminrichting, en van het gaspedaal moeten dubbel geïnstalleerd worden, zodanig dat leerling en instructeur ze ieder afzonderlijk kunnen bedienen, zonder dat de vereiste prestaties van die inrichtingen daardoor afnemen.

Bovendien moet de instructeur de grootlichten kunnen doven en in plaats daarvan de dimlichten aansteken.

Deze dubbele bediening is niet verplicht voor de in serie ingebouwde inrichtingen die automatisch zijn of die door de instructeur gemakkelijk te bereiken zijn zonder gevaar dat de leerling wordt;

2° een verklikkerinrichting dient op akoestische wijze aan te geven dat de instructeur het bedieningsorgaan van de bedrijfsreminrichting, van de koppeling of van het gaspedaal bedient of de bediening ervan verhindert. Wanneer deze verklikkerinrichting ingeschakeld wordt, wordt de goede werking ervan aangegeven door een verklikkerlichtje dat evenwel dooft wanneer het akoestische alarmsignaal in werking treedt;

3° het voertuig moet uitgerust zijn met een combinatie van achteruitkijkspiegels die zodanig buiten het voertuig zijn geplaatst dat de leerling en de instructeur, van hun respectievelijke zitplaats, het verkeer achter en links kunnen gadeslaan, en onder meer een ander voertuig kunnen waarnemen dat begonnen is links in te halen, en met een systeem dat de dode hoek zichtbaar maakt;

4° uitgerust zijn met veiligheidsgordels voor de bestuurder, de instructeur en de examinator.

§ 4. Als het gaat over voertuigen van de categorie B+E, C1+E, C+E, D1+E of D+E, moet het trekkende voertuig, naargelang het geval, aan de voorwaarden van § 2 en § 3 voldoen.

§ 5. De voertuigen van de categorieën B, B+E, C1, C1+E, C, C+E, D1, D1+E, D en D+E moeten uitgerust zijn met één of meer borden met het opschrift "rijschool" gevolgd door het erkenningsnummer van de rijschool, die vooraan en achteraan duidelijk leesbaar moeten zijn van op een afstand van minstens 30 m, en verlicht of reflecterend, tussen zonsondergang en zonsopgang.

Op het lesvoertuig mogen enkel, de naam of maatschappelijke benaming van de rechtspersoon, de naam, het logo, het adres, het elektronische adres, het telefoonnummer en het faxnummer van de rijschool, publiciteit voor de activiteiten van de rijschool en berichten in het kader van de verkeersveiligheid voorkomen. Bovendien, mag de naam of maatschappelijke benaming van de rechtspersoon, de naam, het logo, het adres, het elektronische adres, het telefoonnummer en het faxnummer van de vervoers- of transportmaatschappij die het voertuig specifiek ter beschikking stelt aan de rijscholen in het kader van een rijopleiding ook voorkomen op de voertuigen.

§ 6. De voertuigen van de categorie G moeten achteraan een bord hebben met de vermelding "rijschool", gevolgd door het erkenningsnummer van de rijschool.

Artikel 19

Elk lesvoertuig moet door een verzekeringspolis gedekt worden voor :

1° de burgerlijke aansprakelijkheid van de leerling, als bestuurder en als passagier;

2° de schade die onder alle omstandigheden aan de leerling of zijn bezittingen berokkend wordt. In het geval van de burgerlijke aansprakelijkheid van de leerling mag de dekking van de schade aan de bezittingen van de leerling beperkt worden tot 1.000 euro.

Deze polis bepaalt dat de verzekeraar van elk verhaal tegen de leerling afziet, behalve in het geval van opzettelijk schadegeval of grove schuld overeenkomstig artikel 8 van de wet van 25 juni 1992 op de landsverzekeringsovereenkomst.


<= =>

Nieuwe vraag en antwoord.

Editeer vraag en antwoord.