<= =>

11 MEI 2004. - Koninklijk besluit betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen.

TITEL IV. INTREKKINGS-, OVERGANGS- EN INWERKINGTREDINGSBEPALINGEN

Artikel 45

Het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen en het ministerieel besluit van 24 april 1968 betreffende de vergoedingen toegekend aan de leden, de secretarissen en helpers van de examencommissies, ingesteld bij het koninklijk besluit van 17 april 1968 tot vaststelling van de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, worden opgeheven.

Artikel 46

In afwijking van artikel 5, § 1, beschikt de Minister, gedurende een periode die eindigt twee jaar na de invoegetreding van dit besluit, over een termijn van 6 maand voor het afgeven van erkenningen aan rijscholen, de exploitatievergunning van een vestigingseenheid en de goedkeuringen van oefenterrein.

In afwijking van artikel 12, § 2, beschikt de Minister of zijn gemachtigde, gedurende de bovenvermelde periode, over een termijn van 3 maand voor het afgeven van een directie- of instructietoelating aan een leidinggevend of onderwijzend personeelslid.

Artikel 47

§ 1. De houder van een voor de inwerkingtreding van dit besluit gegeven erkenning van rijschool moet de hernieuwing van zijn erkenning volgens de bepalingen van dit besluit aanvragen.

Die hernieuwing wordt ten laatste drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit aan de Minister of zijn gemachtigde gevraagd volgens de in artikel 5 bedoelde procedure.

Voor die hernieuwing zijn de in artikel 10, § 1, bepaalde bijdragen niet van toepassing.

De bepalingen van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen blijven van toepassing, zolang niet over de hernieuwingsaanvraag werd beslist. Artikel 22bis en 23, § 6 van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen zijn evenwel onmiddellijk van toepassing.

§ 2. De bestaande erkenningen van rijschool, waarvan de hernieuwing niet binnen de in § 1, tweede lid, bepaalde termijn gevraagd werd, worden van rechtswege nietig.

Elke aanvraag tot wijziging van de gegevens van een op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit bestaande erkenning van rijschool moet het voorwerp uitmaken van een nieuwe erkenning van rijschool, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.

Alle aanvragen voor de erkenning van rijschool of van een exploitatievergunning van vestigingseenheid waarover geen beslissing werd genomen voor de inwerkingtreding van dit besluit, moeten worden hernieuwd.

Artikel 48

§ 1. De in artikel 11 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen bedoelde instructeurs, die bij de inwerkingtreding van dit besluit in dienst zijn, moeten het examen voor het brevet ten laatste negen maanden na hun indienstneming afleggen. Na deze termijn of bij mislukking mogen zij geen onderricht meer geven.

Gedurende een termijn van één jaar te rekenen vanaf de kennisgeving van het slagen, zijn zij vrijgesteld van de schriftelijke proef over de theoretische kennis van de verkeersveiligheid.

De lesuren die de door in het eerste lid bepaalde instructeurs in een erkende rijschool gegeven werden, komen in aanmerking voor de duur van de stage en het aantal lesuren die in artikel 33, § 1, bepaald worden.

De instructietoelating wordt toegekend zodra de voorwaarden van artikel 12, § 1, behalve 5° en 6°, vervuld zijn. De aanvrager moet houder zijn van een door een Lidstaat van de Europese Economische Ruimte afgeleverd rijbewijs, dat minstens geldig is voor het besturen van een voertuig van de categorie B of van een evenwaardige categorie, en de personen die praktisch onderricht geven, moeten houder zijn van een door een Lidstaat van de Europese Economische Ruimte afgeleverd rijbewijs, geldig voor de categorie van voertuigen waarvoor zij onderricht verstrekken.

§ 2. De houders van een brevet II, III of IV dat vóór 1 januari 2006 niet gehomologeerd is, verkrijgen op schriftelijk verzoek gericht aan de Minister of zijn gemachtigde de instructietoelating, indien zij binnen een termijn van twee jaar te rekenen vanaf de aflevering van hun brevet aan de Minister of zijn gemachtigde een stageattest voorleggen.

De instructietoelating wordt gegeven, zodra de vervulde stage minstens:

  • zestig uur bedraagt voor de kandidaten voor het brevet III of IV,
  • tweehonderd uur bedraagt voor de kandidaten voor het brevet II.

De houders van een brevet I dat vóór 1 januari 2006 niet gehomologeerd is, verkrijgen op schriftelijk verzoek gericht aan de Minister of zijn gemachtigde binnen een termijn van twee jaar te rekenen vanaf de aflevering van hun brevet de directietoelating zonder een stage te moeten vervullen

De toelating wordt toegekend, zodra de voorwaarden van artikel 12, § 1, behalve 5° en 6°, vervuld zijn. De aanvrager moet houder zijn van een door een Lidstaat van de Europese Economische Ruimte afgeleverd rijbewijs, dat minstens geldig is voor het besturen van een voertuig van categorie B of van een evenwaardige categorie, en de personen die praktisch onderricht geven, moeten houder zijn van een door een lid-Staat van de Europese Economische Ruimte afgeleverd rijbewijs, geldig voor de categorie van voertuigen, waarvoor zij het onderricht verstrekken.

§ 3. De houders van het brevet II dat vóór de inwerkingtreding van dit besluit gehomologeerd werd, krijgen op schriftelijk verzoek gericht aan de Minister of zijn gemachtigde, het brevet V binnen een termijn van twee jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit. Bij deze aanvraag moet een verklaring op erewoord gevoegd worden dat zij reeds voor één of meerdere door het brevet V beoogde categorieën les gegeven hebben.

De instructietoelating wordt toegekend zodra de voorwaarden van artikel 12, § 1, behalve 5° en 6°, vervuld zijn. De aanvrager moet houder zijn van een door een lid-Staat van de Europese Economische Ruimte afgeleverd rijbewijs, geldig voor de categorie of subcategorie van voertuigen, waarvoor hij het onderricht verstrekt.

§ 4. De houders van een brevet dat op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit gehomologeerd werd, moeten hun instructie- of directietoelating overeenkomstig artikel 12, § 2, binnen een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit op hun rijbewijs laten vermelden.

Daartoe dienen ze bij de Minister of zijn gemachtigde een schriftelijke aanvraag in.

De toelating wordt toegekend zodra de voorwaarden van artikel 12, § 1, behalve 5° en 6°, vervuld zijn. De aanvrager moet houder zijn van een door een lid-Staat van de Europese Economische Ruimte afgeleverd rijbewijs, dat minstens geldig is voor het besturen van een voertuig van categorie B of van een evenwaardige categorie, en de personen die praktisch onderricht geven, moeten houder zijn van een door een lid-Staat van de Europese Economische Ruimte afgeleverd rijbewijs, geldig voor de categorie of subcategorie van voertuigen, waarvoor zij het onderricht verstrekken.

§ 5. De bepalingen van hoofdstuk IV van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen zijn, met uitzondering van de artikelen 27, 29 en 32, van toepassing op de brevetten van beroepsbekwaamheid van het leidinggevend en onderwijzend personeel van de rijschool tot 31 december 2005.

Niettemin, moet de kandidaat, om deel te nemen aan het examen met het oog op het bekomen van een brevet I, houder zijn van de brevetten II en III die reeds minstens drie jaar gehomologeerd zijn.

§ 6. De leden van examencommissie die voor de inwerkingtreding van dit besluit benoemd zijn, blijven in functie gedurende een periode die eindigt twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit, tenzij ze voor die datum al 70 jaar werden.

§ 7. De in dit besluit vermelde bedragen worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.

De aanpassing gebeurt met behulp van de coëfficiënt die verkregen wordt door het indexcijfer van de maand november die voorafgaat aan de maand januari in de loop waarvan de aanpassing zal plaatsvinden, te delen door het indexcijfer van de maand november 2011.

Het resultaat van deze aanpassing wordt afgerond naar boven indien het berekende bedrag hoger is of gelijk is aan 0,50 decimalen of naar beneden indien het berekende bedrag lager is dan 0,50 decimalen.

De nieuwe bedragen worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Zij worden van kracht vanaf 1 januari van het jaar volgend op hun aanpassing.

§ 8. De aanvragen voor wijziging van de erkenning van een rijschool die ingediend zijn vóór 1 december 2004 worden behandeld volgens de procedure voorzien in het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen.

§ 9. De rijscholen die erkend zijn vóór 1 december 2004 mogen de opleiding voor het besturen van voertuigen van de categorie G organiseren volgens de voorwaarden voorzien in dit besluit.

Ze moeten alleen beschikken over een oefenterrein goedgekeurd voor de categorie G indien het praktische examen in de rijschool wordt georganiseerd.

Artikel 49

Dit besluit treedt in werking 6 maand na de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.

Artikel 50

Onze Minister van Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.


<= =>

Nieuwe vraag en antwoord.

Editeer vraag en antwoord.