<= =>

11 MEI 2004. - Koninklijk besluit betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen.

Bijlage II

I Inhoud van de schriftelijke en de mondelinge proef.

1 Inhoud van de schriftelijke en de mondelinge proef voor het brevet I

1.1. Dit besluit;

1.2. Artikelen 1 tot en met 73 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;

1.3. Algemene kennis van het bedrijfsbeheer in verband met het beleid en het beheer van rijscholen.

2 Inhoud van de schriftelijke en de mondelinge proef voor het brevet II

2.1. Theoretische kennis van de verkeersveiligheid:

2.1.1. Wettelijke en reglementaire bepalingen voor het wegverkeer:

  • wet betreffende de politie op het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968
  • koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende het algemeen reglement op de politie op het wegverkeer en aan het gebruik van de openbare weg

2.1.2. De bestuurder:

  • het belang van oplettendheid en van de houding ten opzichte van medeweggebruikers,
  • waarneming, beoordeling en reactie, met name reactietijd, en gedragsveranderingen bij de bestuurder tengevolge van alcohol, drugs en geneesmiddelen, gemoedsgesteldheid en vermoeidheid,
  • medische criteria die in bijlage 6 bij het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs bepaald zijn.

2.1.3. De weg:

  • de belangrijkste richtlijnen voor het bewaren van afstand, remweg en wegligging van het voertuig in uiteenlopende weg- en weersomstandigheden,
  • verkeersrisico's in verband met de wegomstandigheden, in het bijzonder veranderingen tengevolge van de weerstoestand en het tijdstip van de dag of de nacht;
  • kenmerken van de verschillende soorten wegen en daarop betrekking hebbende wettelijke voorschriften.

2.1.4. De medeweggebruikers:

  • specifieke risico's in verband met de onervarenheid van medeweggebruikers en de deelneming aan het verkeer van de meest kwetsbare categorieën, zoals kinderen, voetgangers, fietsers en personen die in hun mobiliteit beperkt zijn;
  • risico's in verband met de deelneming aan het verkeer en het besturen van diverse typen voertuigen en in verband met het verschillende gezichtsveld van de bestuurders van deze voertuigen.

2.1.5. Algemene voorschriften en diversen:

  • voorschriften voor de administratieve bescheiden in verband met het gebruik van het voertuig;
  • algemene regels voor de door de bestuurder te volgen gedragslijn bij ongevallen (plaatsen van de gevarendriehoek, waarschuwen, enz.) en maatregelen die hij zo nodig kan nemen om hulp te verlenen aan verkeersslachtoffers;
  • veiligheidseisen voor de lading van het voertuig en de passagiers.

2.1.6. Voorzorgsmaatregelen bij het verlaten van het voertuig.

2.1.7. Veiligheidsinrichtingen van de voertuigen, met name het gebruik van veiligheidsgordels, hoofdsteunen en veiligheidsvoorzieningen voor kinderen.

2.1.8. Regels voor het milieuvriendelijke gebruik van het voertuig (alleen claxonneren indien nodig, matig brandstofgebruik, beperking van uitlaatgassen, enz.).

2.2. Automechaniek, -techniek en -elektriciteit: de kandidaten moeten in staat zijn de meest voorkomende defecten te ontdekken, in het bijzonder aan de stuurinrichting, de wielophanging, de remmen, de banden, de verlichting en richtingaanwijzers, de reflectoren, de achteruitkijkspiegels, de voorruit en ruitenwissers, het uitlaatsysteem, de veiligheidsgordels en de claxon.

3 Inhoud van de schriftelijke en mondelinge proef voor het brevet III

De in punten 2.1, 4.2 en 5.2 bepaalde leerstof;

4 Inhoud van de schriftelijke en mondelinge proef voor het brevet IV

4.1. De in punt 2.1. bepaalde leerstof;

4.2. Algemene kennis van:

4.2.1. het gebruik van beschermende uitrusting, zoals handschoenen, schoeisel, kleding en helm;

4.2.2. zichtbaarheid van motorrijders voor medeweggebruikers;

4.2.3. specifieke risico's in verband met uiteenlopende wegomstandigheden, met bijzondere aandacht voor gladde delen als putdeksels, wegmarkeringen zoals strepen en pijlen, tramrails;

4.3. mechanica, techniek en elektriciteit met betrekking tot de veiligheid van het motorrijden, met bijzondere aandacht voor de noodstopschakelaar, het oliepeil, de ketting, de cardanas en de drijfriemen.

5 Inhoud van de schriftelijke en mondelinge proef voor het brevet V

5.1. de voorschriften inzake rij- en rusttijden zoals beschreven in Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad; het gebruik van controleapparatuur zoals beschreven in verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad;

5.2. Algemene kennis van:

5.2.1. de voorschriften inzake rij- en rusttijden zoals beschreven in Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad; het gebruik van controleapparatuur zoals beschreven in verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad;

5.2.2. de voorschriften inzake het type vervoer: goederen of personen;

5.2.3. de voertuig- en vervoersdocumenten die zijn vereist voor nationaal en internationaal vervoer van goederen en personen;

5.2.4. de maatregelen bij ongevallen; kennis van de maatregelen die moeten worden genomen na een ongeval of een vergelijkbare gebeurtenis, met inbegrip van noodmaatregelen zoals de evacuatie van passagiers en de grondbeginselen van eerste hulp;

5.2.5. de voorzorgsmaatregelen die moeten worden genomen bij de afname en het verwisselen van wielen;

5.2.6. de voorschriften inzake gewichten en afmetingen; voorschriften inzake snelheidsbegrenzers;

5.2.7. de beperking van het gezichtsveld voor de bestuurder en de overige weggebruikers die door de kenmerken van het voertuig wordt veroorzaakt;

5.2.8. het lezen van een wegenkaart, de routeplanner, inclusief het gebruik van elektronische navigatiesystemen (optioneel);

5.2.9. de veiligheidseisen bij het laden van het voertuig: het beheersen van de lading (laden en vastzetten), problemen met verschillende soorten lading (bijvoorbeeld vloeistoffen, hangende lading, enz.), het laden en lossen van goederen en het gebruik van laadapparatuur (alleen categorieën C, C+E, C1, C1+E);

5.2.10. de verantwoordelijkheid van de bestuurder met betrekking tot het vervoer van passagiers; comfort en de veiligheid van passagiers; vervoer van kinderen; nodige controles vóór het wegrijden; in het theoretische examen moeten de verschillende soorten bussen aan bod komen;

5.2.11. de verantwoordelijkheid van de bestuurder voor de ontvangst, het vervoer en de aflevering van goederen volgens afspraak (alleen categorieën C, C+E).

5.3. Mechanica, techniek en elektriciteit voor de categorieën B+E, C1, C1+E, C, C+E, D1, D1+E, D en D+E:

5.3.1. de principes van de constructie en de werking van de volgende onderdelen: verbrandingsmotoren, vloeistoffen (bijvoorbeeld motorolie, koelvloeistof, ruitensproeiervloeistof), het brandstofsysteem, het elektrische systeem, de ontsteking, het transmissiesysteem (koppeling, versnellingsbak, enz.);

5.3.2. smering en antivriesbescherming;

5.3.3. de principes van de constructie, montage, correct gebruik en onderhoud van banden;

5.3.4. de principes van de typen, werking, belangrijkste onderdelen, montage, gebruik en dagelijks onderhoud van reminrichtingen en snelheidsbegrenzers;

5.3.5. de principes van de typen, werking, belangrijkste onderdelen, montage, gebruik en dagelijks onderhoud van het koppelmechanisme (alleen categorieën C+E, D+E);

5.3.6. methoden voor het opsporen van oorzaken van defecten;

5.3.7. preventief onderhoud van voertuigen en noodzakelijke lopende reparaties.

II

1 Inhoud van de modelles voor het brevet II:

De kandidaten moeten het bewijs leveren dat ze de volgende leerstof aan de kandidaat-bestuurders kunnen onderwijzen:

1.1. Rijklaar maken en technische controle van het voertuig in verband met de verkeersveiligheid:

1.1.1. zo nodig de zitplaats van de bestuurder bijstellen voor een juiste zithouding;

1.1.2. zo nodig de achteruitkijkspiegels, veiligheidsgordels en hoofdsteunen bijstellen;

1.1.3. controleren of de portieren goed gesloten zijn;

1.1.4. steekproefsgewijze controle van banden, stuurinrichting, remmen, vloeistoffen (bijvoorbeeld motorolie, koelvloeistof, ruitensproeiervloeistof), verlichting, reflectoren, richtingaanwijzers en claxon;

1.2. Bijzondere verrichtingen in verband met de verkeersveiligheid moeten worden getest:

1.2.1. in rechte lijn achteruitrijden of achteruitrijdend rechts of links een bocht omgaan en daarbij op de juiste rijstrook blijven;

1.2.2. keren met voor- en achteruitschakeling;

1.2.3. parkeren op en verlaten van een (evenwijdige, schuine of loodrechte) parkeerruimte, vooruit en achteruit, zowel op een vlakke weg als op een stijgende of dalende weg;

1.2.4. remmen tot stilstand; een noodstop is optioneel.

1.3. Rijgedrag:

1.3.1. wegrijden: na parkeren, na een stop in het verkeer, na verlaten van een oprit;

1.3.2. rijden op rechte wegen; tegenliggers kruisen, ook bij wegversmallingen;

1.3.3. rijden door bochten;

1.3.4. kruispunten: naderen en oversteken van kruispunten en overwegen;

1.3.5. veranderen van richting: naar links en rechts; veranderen van rijstrook;

1.3.6. oprijden/verlaten van snelwegen of vergelijkbare wegen (indien aanwezig): invoegen vanaf de invoegstrook; uitvoegen op de uitvoegstrook;

1.3.7. inhalen/passeren: inhalen van ander verkeer (indien mogelijk); obstakels zoals geparkeerde auto's voorbijrijden; ingehaald worden (in voorkomend geval);

1.3.8. speciale verkeerselementen (indien aanwezig): rotondes; gelijkvloerse spoorwegovergangen, tram-/ bushaltes; voetgangersoversteekplaatsen; stijgende/dalende weg over een lange afstand;

1.3.9. de nodige voorzorgsmaatregelen nemen bij het uitstappen uit het voertuig.

1.4. De oefening op het privé-terrein en op de openbare weg zal geschieden met een lesvoertuig, reglementair in orde en behorende tot de categorie B. De duur van de proef, de evaluatie inbegrepen, bedraagt maximaal 45 minuten.

2 Inhoud van de modelles voor het brevet III

De kandidaten moeten het bewijs leveren dat ze de leerstof onder punt I, 3, aan de kandidaat-bestuurders kunnen onderwijzen.

3 Inhoud van de modelles voor het brevet IV

De kandidaten moeten het bewijs leveren dat ze de volgende leerstof aan de kandidaat-bestuurders kunnen onderwijzen:

3.1 Rijklaar maken en technische controle van het voertuig in verband met de verkeersveiligheid.

De kandidaten moeten aantonen dat zij goed voorbereid het voertuig veilig rijklaar kunnen maken door aan de volgende eisen te voldoen:

3.1.1. correct dragen van beschermende uitrusting, zoals handschoenen, schoeisel, kleding en helm;

3.1.2. steekproefsgewijze controle van banden, remmen, stuurinrichting, noodstopschakelaar (indien aanwezig), ketting, oliepeil, verlichting, reflectoren, richtingaanwijzers en claxon.

3.2. Bijzondere verrichtingen in verband met de verkeersveiligheid

3.2.1. motorfiets op de standaard plaatsen, er vanaf halen en zonder hulp van de motor het rijwiel verplaatsen door ernaast te lopen;

3.2.2. motorfiets op de standaard plaatsen;

3.2.3. de examenjury bepaalt de uit te voeren verrichtingen uit de volgende oefeningen:

3.2.3.1. oefening bij een lage snelheid, waaronder een slalom ter beoordeling van de bediening van de koppeling in combinatie met de rem, balans, kijkrichting en de houding op het motorrijwiel, en de positie van de voeten op de voetsteunen;

3.2.3.2. oefening bij een hogere snelheid, waaronder één verrichting in tweede of derde versnelling, minimaal 30 km per uur, en één verrichting voor het ontwijken van obstakels bij een snelheid van minimaal 50 km per uur, ter beoordeling van de houding op de motorfiets, kijkrichting, balans, stuurtechniek en schakeltechniek;

3.2.3.3. remoefening, een noodstop bij een snelheid van minimaal 50 km per uur, ter beoordeling van de bediening van de voor- en achterrem, kijkrichting en de houding op de motorfiets.

3.3. Rijgedrag

De kandidaten moeten het bewijs leveren dat ze in normale verkeerssituaties veilig en met de vereiste voorzichtigheid de volgende handelingen kunnen uitvoeren:

3.3.1. wegrijden: na parkeren, na een stop in het verkeer, na het verlaten van een oprit;

3.3.2. rijden op rechte wegen; voertuigen kruisen, ook bij wegversmallingen;

3.3.3. rijden door bochten;

3.3.4. kruispunten: naderen en oversteken van kruispunten en overwegen;

3.3.5. veranderen van richting: naar links en rechts; veranderen van rijstrook;

3.3.6. oprijden /verlaten van snelwegen of vergelijkbare wegen (indien aanwezig): invoegen vanaf de invoegstrook; uitvoegen op de uitvoegstrook;

3.3.7. inhalen /kruisen: inhalen van ander voertuigen (indien mogelijk); obstakels voorbijrijden, bijvoorbeeld geparkeerde auto's; ingehaald worden (indien mogelijk);

3.3.8. speciale verkeerselementen (indien aanwezig): rotondes; gelijkvloerse spoorwegovergangen, tram-/ bushaltes; voetgangersoversteekplaatsen; stijgende/dalende weg over een lange afstand;

3.3.9. de nodige voorzorgsmaatregelen nemen bij het afstappen van het voertuig.

3.4. De oefening op de openbare weg moet geschieden met een leerling op de motorfiets gevolgd door de kandidaat-lesgever in een personenwagen in aanwezigheid van de jury. Via een radioverbinding geeft de lesgever passende rij-instructies aan de leerling op de motorfiets. De duur van de proef, evaluatie inbegrepen, bedraagt maximaal 45 minuten.

4 Inhoud van de modelles voor het verkrijgen van het brevet V

De kandidaten moeten het bewijs leveren dat ze de volgende leerstof aan de kandidaat-bestuurders kunnen onderwijzen:

4.1. Rijklaar maken en technische controle van het voertuig in verband met de verkeersveiligheid

De kandidaten moeten het bewijs leveren dat zij zich op veilig rijden kunnen voorbereiden door aan de onderstaande eisen te voldoen:

4.1.1. de zitplaats van de bestuurder zo nodig bijstellen voor een juiste zithouding;

4.1.2. zo nodig bijstellen van de achteruitkijkspiegels, veiligheidsgordel en hoofdsteun;

4.1.3. steekproefsgewijze controle van banden, remmen, stuurinrichting, verlichting, reflectoren, richtingaanwijzers en claxon;

4.1.4. controle van de rem- en stuurbekrachtiging; controle van de wielen, wielmoeren, spatborden, voorruit, ruiten en ruitenwissers, vloeistoffen (bijvoorbeeld motorolie, koelvloeistof en ruitensproeiervloeistof); controle en gebruik van alle onderdelen op het instrumentenbord, inclusief de in Verordening (EEG) nr. 3821/85 bepaalde controleapparatuur;

4.1.5. controle van de luchtdruk, luchttanks en de wielophanging;

4.1.6. controle van de veiligheid met betrekking tot de lading van het voertuig: koetswerk, plaatwerk, laaddeuren, laadmechanisme (indien aanwezig), cabineslot (indien aanwezig), manier van laden, vastzetten lading (alleen categorieën C, C+E, C1, C1+E);

4.1.7. controle van het koppelmechanisme en de elektrische en remverbindingen (alleen categorieën C+E, C1+E, D+E, D1+E);

4.1.8. in staat zijn bijzondere maatregelen te treffen voor de veiligheid van het voertuig; controle van carrosserie, bedrijfsdeuren, nooduitgangen, EHBO-benodigdheden, brandblussers en andere veiligheidsvoorzieningen (alleen categorieën D, D+E, D1, D1+E);

4.1.9. lezen van een wegenkaart (optioneel).

4.2. Bijzondere verrichtingen in verband met de verkeersveiligheid:

4.2.1. koppelen en loskoppelen van een aanhangwagen of oplegger aan /van een trekkend motorvoertuig; aan het begin van deze verrichting moeten het voertuig en de aanhangwagen of oplegger naast elkaar staan (dus niet in elkaars verlengde) (alleen categorieën C+E, C1+E, D+E, D1+E);

4.2.2. achteruitrijdend een bocht maken;

4.2.3. veilig parkeren voor laden/lossen bij een laadvloer /laadhelling of soortgelijke inrichting (alleen categorieën C, C+E, C1, C1+E);

4.2.4. parkeren om passagiers veilig in of uit de autobus te laten stappen (alleen categorieën D, D+E, D1, D1+E).

4.3. De proef vindt plaats op een privé-terrein.

De duur van het examen bedraagt 45 minuten, evaluatie inbegrepen.


<= =>

Nieuwe vraag en antwoord.

Editeer vraag en antwoord.