<= =>

LET OP, dit ontwerp wordt NIET ingevoerd,
dit is een archief tekst.

Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorwaarden voor het rijonderricht en de erkende rijscholen.

Titel 4. Het personeel van een filiaal

Hoofdstuk 2. De toelatingen

Afdeling 1. De directietoelating

Onderafdeling 1. De schriftelijke proef

Art. 56.

Om een directietoelating te krijgen, moet de kandidaat-rijschooldirecteur voor een schriftelijke proef slagen.

Art. 57.

§1. Om aan de schriftelijke proef, vermeld in artikel 56, te mogen deelnemen, moet de kandidaat-rijschooldirecteur voldoen aan al de volgende voorwaarden:

1° hij heeft minstens drie jaar een lestoelating II of III;

2° hij heeft minstens drie jaar aantoonbare werkervaring, minstens halftijds, in een erkende rijschool;

3° hij legt een uittreksel uit het strafregister model 2 van maximaal drie maanden oud voor.

§2. De kandidaat-rijschooldirecteur die aan de schriftelijke proef, vermeld in artikel 56, wil deelnemen, dient bij het bestuur op elektronische wijze of op papier een aanvraag tot inschrijving voor de voormelde schriftelijke proef in, waarvan het bestuur het model bepaalt.

§3. De kandidaat-rijschooldirecteur voegt bij de aanvraag tot inschrijving voor de schriftelijke proef, vermeld in paragraaf 2, de documenten waaruit blijkt dat al de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, vervuld zijn.

§4. Het bestuur deelt uiterlijk één maand nadat het alle bewijsstukken heeft ontvangen, aan de kandidaat-rijschooldirecteur mee of de aanvraag al dan niet volledig is.

Als de aanvraag onvolledig is, behandelt het bestuur de aanvraag pas nadat het de ontbrekende informatie heeft ontvangen.

Het bestuur deelt binnen één maand nadat een volledige aanvraag is ingediend, aan de kandidaat-rijschooldirecteur mee of hij ingeschreven kan worden voor de schriftelijke proef, vermeld in artikel 56. Het bestuur deelt ook de datum mee van de schriftelijke proef waarvoor de kandidaat-rijschooldirecteur ingeschreven is.

Het bestuur kan de termijn, vermeld in het derde lid, verlengen met één maand. Het bestuur brengt de kandidaat-rijschooldirecteur daarvan op de hoogte.

Art. 58.

Het inschrijvingsgeld voor de schriftelijke proef, vermeld in artikel 56, is vastgesteld op 60 euro.

Het bestuur bepaalt aan wie de vergoeding toekomt en stelt de wijze van inning vast.

Het bedrag van het inschrijvingsgeld voor de schriftelijke proef, vermeld in het eerste lid, is gekoppeld aan het indexcijfer van de gezondheidsindex dat op 31 december 2019 is bereikt. Het bedrag wordt op 1 januari van elk jaar aangepast aan het indexcijfer van de gezondheidsindex dat op 31 december van het voorgaande jaar bereikt is en wordt tot op de dichtstbijzijnde euro naar beneden afgerond.

Het inschrijvingsgeld kan in geen enkel geval worden terugbetaald.

Art. 59.

De schriftelijke proef, vermeld in artikel 56, test al de volgende aspecten:

1° de kennis van de rijopleiding van categorie AM, A1, A2, A, B, B+E, C, C1, C+E, C1+E, D, D1, D+E, D1+E en G;

2° de kennis van het koninklijk besluit van 23 maart 1998;

3° de kennis van het koninklijk besluit van 10 juli 2006;

4° de kennis van het koninklijk besluit van 4 mei 2007;

5° de kennis van de wegcode;

6° de kennis van dit besluit.

Indien de kennis van de aspecten, vermeld in het eerste lid, conform artikel 68 of 96 al werd getest, test de schriftelijke proef, vermeld in artikel 56, in afwijking van het eerste lid, enkel nog die aspecten die nog niet conform artikel 68 of 96 werden getest.

Art. 60.

De kandidaat-rijschooldirecteur is alleen geslaagd voor de schriftelijke proef, vermeld in artikel 56, als hij ten minste 60% van de punten behaalt.

De kandidaat-rijschooldirecteur die vijf keer niet geslaagd is voor de voormelde schriftelijke proef, mag niet meer deelnemen aan die schriftelijke proef.

Art. 61.

De minister kan nadere regels bepalen over de schriftelijke proef, vermeld in artikel 56.


<= =>

Nieuwe vraag en antwoord.

Editeer vraag en antwoord.