<=

LET OP, dit ontwerp wordt NIET ingevoerd,
dit is een archief tekst.

Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorwaarden voor het rijonderricht en de erkende rijscholen.

Titel 11. Slotbepalingen

Hoofdstuk 1. Opheffingsbepalingen

Art. 200.

De volgende regelingen worden opgeheven:

1° het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 juni 2017;

2° het koninklijk besluit van 13 juni 2010 houdende de erkenning van de beroepskwalificaties die door rij-instructeurs en directeurs van rijscholen werden verworven in de lidstaten van de Europese Gemeenschap, alsook tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015.

Hoofdstuk 2. Overgangsbepalingen

Art. 201.

In afwijking van artikel 107, §2, vijfde en zesde lid, artikel 142, §5, vijfde en zesde lid, en artikel 148, §4, vijfde en zesde lid, beschikt de minister of zijn gemachtigde tot en met 1 januari 2022 over drie maanden nadat een volledige aanvraag tot erkenning van een personeelslid, van een filiaal of van een oefenterrein is ingediend, om een erkenning van een personeelslid, een erkenning van een filiaal van de rijschool of een erkenning van een oefenterrein uit te reiken.

Art. 202.

Iedereen die voor 1 januari 2020 de houder van een voorlopig rijbewijs tegen betaling begeleidde of rijonderricht aanbood buiten het kader van een erkende rijschool, kan tot en met 1 juli 2020 een aanvraag tot erkenning als rijschool en een aanvraag tot erkenning van een filiaal van de rijschool indienen.

In afwijking van artikel 107, §2, vijfde en zesde lid, artikel 142, §5, vijfde en zesde lid, en artikel 148, §4, vijfde en zesde lid, beschikt de minister of zijn gemachtigde tot en met 1 januari 2022 over drie maanden nadat een volledige aanvraag tot erkenning van een personeelslid, van een filiaal of van een oefenterrein is ingediend, om een erkenning van een personeelslid, een erkenning van een filiaal van de rijschool of een erkenning van een oefenterrein uit te reiken.

Art. 203.

In afwijking van artikel 57, §1, kan de kandidaat-rijschooldirecteur tot en met 1 oktober 2020 aan de schriftelijke proef deelnemen als voldaan is aan al de volgende voorwaarden:

1° minstens drie jaar beschikken over een brevet II of III als vermeld in artikel 24, derde of vierde lid, van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen;

2° minstens drie jaar aantoonbare werkervaring hebben, minstens halftijds, in het geven van rijonderricht;

3° een uittreksel uit het strafregister model 2 dat maximaal drie maanden oud is, kunnen voorleggen.

Art. 204.

§1. De houder van een exploitatievergunning van een vestigingseenheid in het Vlaamse Gewest of een goedkeuring van een oefenterrein in het Vlaamse Gewest die voor 1 januari 2020 is gegeven, vraagt conform de bepalingen van dit besluit een erkenning van een filiaal of een erkenning van het oefenterrein.

§2. De nieuwe aanvragen tot erkenning, vermeld in paragraaf 1, worden uiterlijk op 1 juli 2020 ingediend conform de bepalingen van dit besluit. Voor die aanvragen zijn de retributies, vermeld in artikel 155, eerste lid, en artikel 156, eerste lid, niet van toepassing.

Zolang niet over de erkenningsaanvraag is beslist, blijven de bepalingen van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, zoals van kracht op 31 december 2019, van toepassing.

In afwijking van het tweede lid zijn artikel 14 tot en met 16, 19, 23, 24, 27 tot en met 29, 31 tot en met 34 en 165 tot en met 169 van dit besluit van toepassing vanaf 1 januari 2020.

Art. 205.

§1. De houder van een erkenning van een rijschool die voor 1 januari 2020 is uitgereikt, betaalt uiterlijk op 31 maart 2020 een jaarlijkse retributie van 130 euro per erkende rijschool en 130 euro per vestigingseenheid om de kosten van administratie, controle en toezicht te dekken.

§2. De houder van een erkenning van een rijschool die voor 1 januari 2020 is uitgereikt, betaalt uiterlijk op 31 maart 2020 een jaarlijkse retributie van 55 euro per personeelslid, zoals opgenomen in de personeelsfiche die voor 31 december 2019 aan het bestuur is meegedeeld, om de kosten van administratie, controle en toezicht te dekken.

De houder van een erkenning van een rijschool die voor 1 januari 2020 is uitgereikt, is vrijgesteld van de retributie, vermeld in artikel 113, voor elk personeelslid dat opgenomen is in de personeelsfiche die voor 31 december 2019 aan het bestuur is meegedeeld.

§3. Het bestuur int de retributie, vermeld in paragraaf 1 en 2, op de wijze die in het betalingsverzoek bepaald is.

Het bedrag van de retributie, vermeld in paragraaf 1 en 2, is aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.

Het bedrag wordt aangepast met behulp van de coëfficiënt die verkregen wordt door het indexcijfer van de maand november die voorafgaat aan de maand januari in de loop waarvan de aanpassing plaatsvindt, te delen door het indexcijfer van de maand november 2011.

Het resultaat van de aanpassing, vermeld in het derde lid, wordt afgerond naar boven als het berekende bedrag hoger is dan of gelijk is aan 0,50 decimalen of naar beneden als het berekende bedrag lager is dan 0,50 decimalen.

De retributie is niet terugbetaalbaar.

Art. 206.

Elke aanvraag tot wijziging van de gegevens van de erkenning van een rijschool, van de exploitatievergunning van een vestigingseenheid of van de goedkeuring van een oefenterrein, die al voor 1 januari 2020 bestaat, maakt conform de bepalingen van dit besluit het voorwerp uit van een nieuwe aanvraag tot erkenning van een rijschool, tot erkenning van een filiaal van de rijschool of tot erkenning van een oefenterrein.

Art. 207.

In afwijking van artikel 43 en 44 van dit besluit mag het lesvoertuig tot en met 1 juli 2020 voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 17, §1, derde lid, §2, en artikel 18 van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, zoals van kracht op 31 december 2019.

Het lesvoertuig van categorie C1, C, D1 of D dat voor de eerste keer voor 1 juli 2020 is ingeschreven, mag in afwijking van het eerste lid en artikel 43, §2, 3°, b), tot en met 1 januari 2030 uitgerust zijn met twee zitplaatsen.

Art. 208.

De kandidaat-rijschooldirecteur die voor 1 januari 2020 voor de schriftelijke proef geslaagd is, is vrijgesteld van de schriftelijke proef, vermeld in artikel 56 tot en met 61.

Art. 209.

De kandidaat-lesgever die voor 1 januari 2020 voor de schriftelijke proef geslaagd is, is vrijgesteld van de schriftelijke proef, vermeld in artikel 66 tot en met 70.

Art. 210.

De kandidaat-lesgever die voor 1 januari 2020 een geldige stagetoelating heeft, is vrijgesteld van de verplichting om een geldige stagetoelating, vermeld in artikel 71 tot en met 73, te hebben.

Art. 211.

De kandidaat-lesgever die voor 1 januari 2020 gestart is met de stage, heeft tot en met 1 januari 2021 de tijd om de stage af te werken onder de voorwaarden, vermeld in artikel 33 van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, zoals van kracht op 31 december 2019, en is vrijgesteld van de stageverplichtingen, vermeld in artikel 74 tot en met 80.

Art. 212.

De kandidaat-lesgever die voor 1 januari 2020 geslaagd is voor de proef modelles om een brevet II, III, IV en V te krijgen, is vrijgesteld van de proef modelles, vermeld in artikel 81 tot en met 84.

Art. 213.

De brevetten worden als volgt gelijkgesteld:

1° het brevet I, vermeld in artikel 24, tweede lid, van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, met de directietoelating;

2° het brevet II, vermeld in vermeld in artikel 24, derde lid, van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, met lestoelating II;

3° het brevet III, vermeld in vermeld in artikel 24, vierde lid, van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, met lestoelating III;

4° het brevet IV, vermeld in vermeld in artikel 24, vijfde lid, van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, met lestoelating IV;

5° het brevet V, vermeld in vermeld in artikel 24, zesde lid, van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, met lestoelating V en VI.

Bij de aanvraag tot erkenning van de rijschool, vermeld in artikel 135, §1, de aanvraag tot erkenning van het filiaal, vermeld in artikel 142, §1, of de aanvraag tot erkenning van het personeelslid, vermeld in artikel 107, §2, eerste lid, ontvangt de houder van een geldig brevet I als vermeld in het eerste lid, 1°, dat voor 1 januari 2020 conform het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, zoals van kracht op 31 december 2019, is uitgereikt, de directietoelating die er in het Vlaamse Gewest mee gelijkgesteld is, vermeld in artikel 63, 2°.

Bij de aanvraag tot erkenning van een personeelslid, vermeld in artikel 107, §2, eerste lid, ontvangt de houder van een geldige stagetoelating als vermeld in artikel 33, §2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, zoals van kracht op 31 december 2019, of de aanvraag van een geldig brevet als vermeld in het eerste lid, 2°, 3°, 4°, of 5°, dat voor 1 januari 2020 conform het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, zoals van kracht op 31 december 2019, is uitgereikt, de stagetoelating die er in het Vlaamse Gewest mee gelijkgesteld is, vermeld in artikel 72, §1, of artikel 73, §4, eerste lid, of de lestoelating die er in het Vlaamse Gewest mee gelijkgesteld is, vermeld in artikel 86, §1, 2°, §2, 2°, §3, 2°, §4, 2°, of §5, 2°.

Bij de aanvraag tot erkenning van de rijschool, vermeld in artikel 135, §1, de aanvraag tot erkenning van het filiaal, vermeld in artikel 142, §1, of de aanvraag tot erkenning van het personeelslid, vermeld in artikel 107, §2, eerste lid, ontvangt de houder van een geldig brevet I als vermeld in het eerste lid, 1°, dat in een ander gewest is uitgereikt, de directietoelating die er in het Vlaamse Gewest mee gelijkgesteld is, vermeld in artikel 63, 2°.

Bij de aanvraag tot erkenning van een personeelslid, vermeld in artikel 107, §2, eerste lid, ontvangt de houder van een geldige stagetoelating die in een ander gewest is uitgereikt, of een geldig brevet dat in een ander gewest is uitgereikt als vermeld in het eerste lid, 2°, 3°, 4° of 5°, de stagetoelating die er in het Vlaamse Gewest mee gelijkgesteld is, vermeld in artikel 72, §1, of artikel 73, §4, eerste lid, of de lestoelating die er in het Vlaamse Gewest mee gelijkgesteld is, vermeld in artikel 86, §1, 2°, §2, 2°, §3, 2°, §4, 2°, of §5, 2°.

Art. 214.

De leden van de examencommissie die op 31 december 2019 benoemd zijn, blijven in functie tot en met 1 januari 2021, tenzij ze voor die datum al de gewettigde pensioenleeftijd hebben bereikt.

Hoofdstuk 3. Inwerkingtredings- en uitvoeringsbepaling

Art. 215.

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2020.

Art. 216.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het verkeersveiligheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.


<=

Nieuwe vraag en antwoord.

Editeer vraag en antwoord.